Vaag in
mijn vel
Zo vaag als ik me voel
in dit vel, zo graag draag ik het
licht woedend om de as
van mijn gestel.
Ik ben er mee opgezet
tot een vogel in vrij verval,
hoe vol wil en dank en zou en zal
ik het ook zwel.
Gek gerief. Het omhelst
en verbergt me als geen ander,
het houdt me dicht, bijeen,
het donker binnen en buiten
bijna iedereen.
Niet alle lucht
Het is niet alle lucht.
Het is allen de lucht die hoogst herstemd
mijn mond verlaat
die ik niet vertrouw.
Zo zuiver adem ik
de hele waarheid in, zo dwaas
benevel ik haar met mezelf
en spreek u toe.
Ik ken je land
Hier lig ik weer,
aan de rand van mezelf, dicht
en dringend tegen je aan.
Ik ken je bressen als mijn broekzak, ik weet
waar je linies liggen en waar ze lekken,
ik weet wanneer je bodem brandt en hoe
en waarom, ik ken het knielen, het breken,
het scheuren, de scherven, de schoonheid zelfs
van het er samen sterven, als oude vijanden,
hand in hand.
Ik ken je land, liefste, ik heb het zo vaak
ten voeten uit veroverd. En toch,
toch lig ik hier weer heen en weer
aan de rand van mezelf, dicht
en dringend tegen je aan.
Gedicht voor lezers tussen de lijnen